Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Hij zette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed; 34. Te weten, van den koning Farao. 35. Hebr. naar zijne ziel; dat is, naar zijn lust, wil, believen, goeddunken. Anders, verbinden aan zijne ziel. 36. Te weten, van den koning; of Jozef. 37. Te weten, van den koning Farao; raadsheren en edelen aan zijn hof. 38. Te weten, hoe zij het koren der vruchtbare jaren zouden inzamelen en bewaren, opdat er voorraad zou wezen tegen de kwade jaren; Gen.41:47.